Het verhaal van de ontmoeting van de leerlingen op weg naar Emmaüs laat zich lezen als een model voor pastorale supervisie. Aan de hand van dit verhaal uit mijn eigen levensbeschouwelijke traditie laat zich illustreren hoe pastorale supervisie werkt en wat pastorale supervisie beoogt te doen.
Een opmerking vooraf: deze lezing maakt Jezus tot voorbeeld voor de supervisor en voor het handelen van de supervisor. Kan dat wel?
Ik denk het wel. Bijbelverhalen leven en spreken tot ons omdat zij open zijn. Zij spreken tot ons omdat zij ons uitnodigen tot heel verschillende identificaties. Ook tot de identificatie met Jezus. Wij worden uitgenodigd om onszelf en ons eigen leven te herkennen in de verhalen die de Bijbel ons vertelt en wij worden uitgenodigd om ons eigen leven te verbinden met deze verhalen. En net zoals wijzelf meerstemmig zijn, zo zijn ook de Bijbelverhalen meerstemmig. Lastig wordt het dus pas als de rolverdelingen helemaal vast gaan liggen. Als wij er niet meer mee mogen spelen. Als wij niet langer worden uitgenodigd om ons in verschillende levenssituaties in verschillende Bijbelverhalen en in verschillende personen uit de Bijbel te herkennen.
Ook als supervisor zijn wij meerstemmig en bekleden wij niet slechts één enkele positie. Allereerst zijn wij als supervisor zelf een van de leerlingen die onderweg zijn naar Emmaüs. Met ons eigen verdriet en met onze eigen zwaarte. En met ons eigen verlangen. Hopend door Jezus ontmoet te worden. Hopend dat Jezus ons ontmoet in de mensen die wij onderweg ontmoeten. Misschien wel in onze supervisanten… En vervolgens worden wij als supervisor uitgenodigd om Jezus na te volgen. Jezus is voorbeeld voor ons en mag voorbeeld voor ons zijn. De verhalen die de Bijbel ons van Jezus vertelt voeden en inspireren ons. Zij zijn één van de vele en diverse bronnen waaruit wij in ons professioneel handelen putten. Tenslotte laat zich pastorale supervisie met woorden uit mijn eigen traditie omschrijven als een gesprek coram Deo, als een gesprek ‘voor het oor van God’. Een gesprek dus waarvan je hoopt dat God er op de een of andere manier bij betrokken of aanwezig is. Met andere woorden: in de pastorale supervisie ben je met elkaar op weg, hopend dat Jezus zich erbij voegt en mee gaat lopen.
Hieronder het verhaal van de Emmaüsgangers. Ik zal het verhaal af en toe onderbreken met enkele overwegingen rond pastorale supervisie.
Jezus luistert naar het verdriet en naar de vertwijfeling van de twee mensen. En hij houdt dat uit. Hij luistert naar hun teleurstelling en naar hun verlangen. Supervisie, zo wordt telkens benadrukt, is geen therapie en onder meer de gerichtheid op werkervaringen helpt de supervisor om bij de eigen leest te blijven. Maar natuurlijk spelen ze mee in de ervaringen die wij opdoen: onze teleurstellingen, ons verlangen en onze hoop. En oude teleurstellingen, oud verlangen en oude hoop. De mens die wij zijn en de geschiedenis die wij met ons meedragen.
Al luisterend hoort Jezus ook aanknopingspunten van hoop. Mogelijke openingen. De leerlingen vertellen het wel en ervaren het tegelijkertijd zelf op dat moment nog niet. Ook dat gebeurt in supervisie. Aansluitend bij de contextuele benadering en bij het Solution Focus-denken, is er in supervisie aandacht voor de hoop. Voor wat goed gaat. Voor resten van vertrouwen. Daarbij wordt aangesloten. De ander wordt uitgenodigd om deze ‘gloeiende kooltjes’ in het eigen verhaal te zoeken en aan te wakkeren.
Maar Jezus doet hier nog meer. Hij sluit aan bij de eigen traditie van de leerlingen, maar zet die als het ware in een ander licht, hij doet iets nieuws oplichten. Hij brengt een nieuwe verbinding tot stand. In supervisie kan het de supervisor zelf zijn die – tentatief – een nieuwe duiding aanbiedt. Misschien biedt de supervisor deze nieuwe duiding echter niet zelf aan, maar schept hij of zij slechts voorwaarden waardoor de ander wordt uitgenodigd zelf nieuwe verbanden tussen de huidige situatie en de eigen traditie te leggen of te ervaren.
Supervisie is niet alleen actieve reflectie, supervisie is ook een oefening in ontvankelijkheid. In jezelf open stellen. In stil worden. Dat kan op vele verschillende manieren. Juist in die ontvankelijkheid kan er iets gebeuren. Juist in die ontvankelijkheid kan het gebeuren dat wij worden aangeraakt, geïnspireerd. Juist in die ontvankelijkheid kan het gebeuren dat de dingen op hun plek vallen.
Wanneer de leerlingen Jezus herkennen, wordt hij onttrokken aan hun blik. Wat er gebeurt, dat laat zich niet vasthouden. Wat er gebeurt blijft ongrijpbaar. We kunnen er niet over beschikken. En toch is de ervaring reëel en sterk en zij verandert alles. Zo gaat het ook in supervisie. Wat er gebeurt laat zich niet vasthouden. Maar het kan ons hart doen branden.
Zo gaat het ook in supervisie. Je blijft staan. Je vertraagt. Je neemt afstand tot je eigen context om er naar te kunnen kijken. Je wordt ontvankelijk. En als het goed is dan gebeurt er iets, dan ontvang je iets. Een ervaring die zich niet vast laat houden. Waar je niet over kunt beschikken. Maar die je hart doet branden en die je in beweging zet. Een ervaring die je leven opnieuw richting geeft. Een ervaring die je opnieuw met je eigen anderen en met je eigen context verbindt.